Bewegen en cognitief trainen bij dementie

Er kampen veel mensen met overgewicht en er wordt te weinig bewogen. Er worden al meldingen gemaakt  van kinderen met oedeem in de benen doordat deze tijdens het zitten bungelen, daarnaast is ook diabetes type 2 of in de volksmond ouderdomsdiabetes al bij kinderen geconstateerd.

Het is goed om kinderen, maar ook tieners te stimuleren te sporten als tieners tussen hun twaalfde en zestiende sporten is dit cruciaal voor het sporten in het latere leven, als men tijdens de achttiende of negentiende leeftijd nog steeds sport dan wordt er meestal door gegaan met sporten tot op latere leeftijd.

Volgens een emperische onderzoek  waarbij er gebruik wordt gemaakt van waarnemingen lijkt het risico op dementie verminderd te worden bij beweging.
Daarnaast is er een vergelijkend onderzoek gedaan bij kinderen die één tot twee keer per week beweging aangeboden kreeg in de vorm van schoolgym en kinderen die dit dagelijks aangeboden kregen. Het bleek dat de kinderen die dagelijks bewogen zich beter konden concentreren en beter resultaten haalde op school, van beweging wordt je dus slimmer.  Bij beweging is de cognitie ontvankelijk voor training.

Een verrijkte omgeving heeft een positief effect op de hersenen.

Door de leraar waardoor het college gegeven is wordt er op dit moment een onderzoek gedaan op het gebied van beweging en cognitief trainen bij dementie.
Er is namelijk geen eenduidigheid of beweging nou daadwerkelijk effect heeft op dementie, de onderzoeken die er zijn spreken elkaar tegen  over het positief effect de aantal artikelen die elkaar tegenspreken zijn in aantal nagenoeg gelijk.

Fysiologisch is het niet logische dat bij beweging verstand verbeterd wordt, omdat bij beweging de spieren om meer zuurstof vragen en er dus minder in de hersenen terecht komen.
Als er cognitief getraind wordt dan wordt men logischerwijs ook slimmer op dat gebied.

Tijdens het onderzoek worden er nieuwe informatie aan de dementerende ouderen aangeleerd.
Er zijn verschillende vormen van het aanleren van nieuwe informatie.

Foutloos leren- als een fout aan geleerd is dit moeilijk te verbeteren, dus het is belangrijk om het antwoord één keer goed  aan te leren.
Queing - de informatie in onderdelen ques onderverdelen.
Special ritrieval - er wordt iets aangeleerd en na een bepaalde tijd wordt er nagegaan of de kandidaat de informatie nog weet. De tijd tussen het aanleren en controleren wordt steeds langer.

Bij mensen met dementie is het lastig om iets aan te leren, maar herleren kan wel. Dus informatie die ze in het eerder leven geleerd hebben weer naar boven halen.

Tijdens het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van testen. Om ervoor te zorgen dat de test van goede kwaliteit is moet deze aan verschillende eisen voldaan worden.
1) Betrouwbaar- Dus wanneer de meting opnieuw, of door een ander gedaan wordt is de uitkomst hetzelfde
2)Valide - Meet het instrument ook daadwerkelijk wat men wil weten en wordt er niet iets anders gemeten?
3)Normeren (standaarddeviatie) Er moet vastgesteld worden wat het gemiddelde is en welke scores hiertoe behoren en wanneer een score een uitzondering is.
4) Het domein moet duidelijk zijn
5)Responsief -  is het meetinstrument in staat om verandering waar te nemen?
6) Sensitiviteit -het is een maat voor de gevoeligheid van de test, bij mensen die bijvoorbeeld geen ziekte hebben en dit wel uit een test blijkt is er sprake van een foute positieve uitslag. Dit verminderde de sensitiviteit.
7) Specifiek-  De verhouding tussen het aantal terecht negatieve uitslagen (niet ziek, negatieve uitslag) en het totaal van alle gevallen waarbij de ziekte afwezig is. Dus wanneer er toch een ziekte aanwezig is en dit wordt niet gemeten is de test niet specifiek.
8) Gebruiksvriendelijk