Biologie van het geluk
Gelukkige mensen worden gezonder ouder. Ook schijnt het zo te zijn dat iemand zich het beste kan bevinden in de buurt van een optimist want dan wordt je gelukkiger. Optimisten leven gemiddeld 8 jaar langer dan pessimisten.
Het verschil tussen optimisten en pessimisten is dat bij optimisten andere bij het een probleem betrokken worden terwijl pessimisten het volledig op zichzelf betrekken ze vinden zich na een bepaalde gebeurtenis niet waard. Pessismisten hebben ook de neiging om een “negatieve” gebeurtenis volledig op zichzelf en op alle eigenschappen die ze bezitten te betrekken. Als laatste zijn pessimisten strategische wanneer er iets fout is gegaan op het werk denken ze bijvoorbeeld dat de baas ze nooit meer aardig gaat vinden. Optimisten gaan er vanuit dat het tijdelijk van aard is en dat het wel weer over waait.
Er werd ook een test voorgelegd, namelijk de volgende:
• Wereld 1: ik verdien 50.000 Euro per jaar, de anderen gemiddeld 25.000 Euro per jaar
• Wereld 2: ik verdien 100.000 Euro per jaar, de anderen gemiddeld 250.000 Euro per jaar.
Over het algemeen wordt er door men gekozen door wereld 1 ook al verdiend men minder we vergelijken ons zelf graag met anderen en willen vaak meer dan andere.
• Wereld 1: ik heb 2 weken vakantie per jaar, de anderen 1 week
• Wereld 2: ik heb 4 weken vakantie per jaar, de anderen 8 weken.
Over het algemeen wordt er in dit geval wereld 2 gekozen. Mensen zijn namelijk competitief als het gaat om inkomen of materiële goederen, niet als het gaat om vrije tijd of immateriële rijkdom.
Dit keuzepatroon riskeert de mens ongelukkig te maken.
Het inkomen van anderen is dus slecht voor ons eigen geluksgevoel. Hierdoor ontstaat er een rat race. Mensen werken zich met name tussen 25 -50 jaar te pletteren zonder veel vrije tijd en tijd voor kinderen om na de 50ste levensjaar uitgeblust te zijn. Het effect is dat men een rat blijft er is geen ruimte geweest voor persoonlijke ontplooiing.
De welvaart is in Nederland sinds 1955 verdrievoudigd, maar we zijn niet gelukkiger geworden. Als het inkomen van een land stijgt, blijft het geluk onveranderd. Er is dus een plafonering van geluk gerelateerd aan geld. Bij lage inkomens is er wel ruimte tot groei om zich gelukkiger te voelen.
Ondanks stijgend inkomen kan de kloof tussen wat we hebben en wat we begeren even groot blijven.
Wat maakt ons (on)gelukkig?
De mooie dingen in het leven zijn gratis: relaties, natuur, vriendschap.
Men wordt wel ongelukkiger bij een vorm van verlies van bijvoorbeeld een partner, werk een maatschappelijke rol in de samenleving.
Leeftijd, geslacht, uiterlijk, IQ en opleidingsniveau hebben geen effect op het geluk gevoel. Al zijn vrouwen iets gelukkiger dan mannen.
Opgroeien in éénoudergezin geeft meer kans op ongelukkiger kinderen. Ook een echtscheiding een vorm van verlies wordt als crash ervaren en is lastig weer op te bouwen. Door economisch barre tijden daalt het geluksniveau.
Vriendschap maakt gelukkig als deze vriendschap bestaat uit een volledige vertrouwensrelatie.
Levensfilosofie, Count your blessings, het is belangrijk te kijken naar wat je bezit.
Religie, verbondenheid
Mensen die om anderen geven zijn gelukkiger dan wie meer op zichzelf betrokken is
Gezondheid maar zeer groot aanpassingsvermogen (behalve aan chronische pijn of geestelijk lijden)
Zieken vaak niet ongelukkiger dan gezonden; Gezonden overschatten sterk het verlies aan geluk door ziekte
Persoonlijke vrijheid